Jong zijn in Rotterdam (2020)

In het voorjaar van 2020 was Rotterdam in lockdown en het voelde er leeg en verlaten. Daarom ging ik de straat op. Daar ontmoette ik jongeren, die – om welke reden dan ook – vaak in hun eentje buiten waren. Tijdens de lockdown wilde ik wildvreemden blijven spreken, want van iedereen valt iets te leren.

Romy (21) werkt op de corona-afdeling van een Rotterdamse zorginstelling voor ouderen. Ik kwam haar tegen toen ze net klaar was met werken en even bij moest komen. Ze heeft al meerdere bewoners zien sterven. Dat waren mensen die ze al kende van voor de crisis. Toen ik door de zoeker van mijn camera keek voelde en zag ik haar onverschrokkenheid.


Als ik hangende jongeren tegenkom zijn dat deze dagen vooral jongens. Zoals Sulo (19), in het trappenhuis van mijn favoriete parkeergarage. ‘Gelooft u het echt, dat van corona?’, vroeg hij. Ik zei dat ik het echt geloofde en begon foto’s te maken. De krappe ruimte tussen de betonnen trappen voelde opeens als een van de weinige plekken die nog niet van angst doordrongen is.


Tijs (19): ‘Ik weet het zeker: Corona is meant to be. Het is de straf die de aarde ons geeft, want we hebben haar mishandeld en verwaarloosd. Ga naar je kamer, zegt de aarde nu.’


Gisterenavond kwam ik Neder (28) tegen terwijl hij op weg was naar huis. Hij kwam van zijn werk in een smartshop in West. We hebben lang gepraat, maar het meest is me bijgebleven dat ‘de truffels bijna zijn uitverkocht’.


De mensen willen eten en Rinad (24) uit Rusland wil werken. Dat doet hij in een visfabriek in Rotterdam. ‘Een vis zoekt waar het dieper is, een mens waar het beter is’, zoals het Russische spreekwoord luidt.


Weekend, iets na tien uur ‘s avonds. Amen (21) wacht op haar vrienden in de uitgestorven stationshal van Rotterdam Centraal.


In de berm langs een drukke autoweg, aan de rand van een lelijk bedrijventerrein, kwam ik dit gezelschap tegen bestaande uit: Thijsje (15, paard), Valentina (13, mens) en Vela (19, paard). Veel last van het virus hebben ze niet, want de paarden moeten zoveel mogelijk in beweging blijven en hun mens dus ook.


Kristina (35) werkt in een speciaalzaak voor hairextensions, een van de weinige winkels die nog open is in winkelcentrum Zuidplein. Tussen ons in hing een scherm van plexiglas waarover een waarschuwingslint was gespannen, maar mijn camera ziet gelukkig dwars door al die kunstmatigheid heen.


Ik had me voorgenomen om alleen jongeren te fotograferen (wat dat begrip ook mag betekenen), maar toen ik in de nacht van zaterdag op zondag Dennis (44) voorbij zag rollen moest ik hem vastleggen. Dat deed ik in het flauwe schijnsel van een Hema-etalage, want ander licht was niet beschikbaar. Dennis vertelde me dat hij al dertig jaar op hetzelfde paar rolschaatsen rijdt. En dat hij die kocht van het geld dat hij verdiende met zijn eerste vakantiebaantje: als bakker bij de Hema.


Diep op Zuid kwam ik Kornelia (20) tegen. Ze is Poolse, woont sinds vijf jaar in Rotterdam en spreekt vloeiend Nederlands. Na de zomer wil ze beginnen aan de kappersopleiding.


Niels (21) lag genageld aan zijn fiets op de betonnen vloer van het Museumplein. De zon scheen fel, het stikte er van de skaters. In de tijd dat ik hem sprak surveilleerden er drie politiebusjes langs, maar we deden wat gedaan moest worden: afstand houden en ons weegs gaan. Ooit reed ik zelf op een bmx, maar het vallen begon het te winnen van het opstaan. Ik kocht een degelijke stadsfiets en vanaf dat moment besloot ik om als volwassene door het leven te gaan.


Ik had honger naar avontuur en belandde op de bovenste etage van een verlaten parkeergarage. Daar was een dikke, metalen deur die leidde naar een onderhoudsruimte. Ik rook een wietlucht, hoorde Skepta en de deur bleek van het slot af te zijn. Erachter zaten Elvano (17), Aïcha (19) en Chivaro (18). Geluk zit in de kleinste hoeken. De honger was weer gestild.


Samia (21) en haar zoontje Marouane ontmoette ik in arboretum Trompenburg. Ik fotografeerde ze in een kas vol exotische cactussen. Marouane was jarig en werd die dag één jaar. Samia had een nieuwe jurk gekocht, de vouwen zaten er nog in. Er knalde een ballon kapot (dat krijg je met een kas vol cactussen). We schrokken ons rot, behalve Marouane, die geen spier verrekte. Wat ik zag en voelde was veel geluk. Zonder camera zou het allemaal stilletjes aan me voorbij zijn gegaan.


Rond middernacht zag ik een jongen (dat klinkt als het begin van een verhaal van Gerard Reve, maar wees niet bang). De jongen zat onbereikbaar hoog in zijn eigen wereld. Dat hij stond te roken achter een raam van de Lee Towers maakte het tafereel er niet minder weemoedig op.