De volgende toelichting is samengesteld uit fragmenten die afkomstig zijn uit het artikel ‘De GGD voegt zich naar het regeringsbeleid’ (Rudie Kagie, Vrij Nederland, 9 juni 2012).
Kort nadat Favor (29) getuige was van een bloedbad waarbij zijn moeder een paar meter van hem vandaan werd afgeslacht, wist hij als prille oorlogswees de hel van Darfur te ontvluchten. Sindsdien betaalt Favor Oro uit Soedan volgens een ordner vol psychiatrische rapportages een zware tol voor zijn sprong naar het vrije Westen.
De diverse zenuwartsen die zich in zijn gemoedstoestand verdiepten zijn ervan overtuigd dat hij lijdt aan waanstoornissen en een posttraumatisch stress-syndroom. Waarbij komt dat hij vermoedelijk zwakbegaafd is. Vijf jaar geleden arriveerde hij zonder bagage en zonder paspoort op Schiphol. Zonder reisdocumenten kon hij het land niet worden uitgezet, evenmin kon hij zomaar blijven. In zo’n geval verdwijnt de nieuwkomer achter de tralies van de vreemdelingendetentie, wat voor Oro betekende dat hij na anderhalf jaar opsluiting werd vrijgelaten met een strip antipsychotica en de opdracht om Nederland binnen 24 uur te verlaten. Hoe hij gehoor aan de boodschap moest geven, werd er niet bij verteld.
Hij had geen geld, geen paspoort, geen onderdak, geen vrienden of familie – totdat een invoelende lotgenoot hem adviseerde om aan te kloppen bij de noodopvang ROS, het Rotterdams Ongedocumenteerden Steunpunt. (tekst: Rudie Kagie)
Gepubliceerd in Vrij Nederland. Verhaal door Rudie Kagie.
Laat de GGD zich leiden door niet-medische overwegingen bij het keuren van uitgeprocedeerde asielzoekers? Het lijkt erop.
Hulpzoekers laten creperen is inhumaan en druist in tegen het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Artikel 3 zegt: ‘Niemand mag worden onderworpen aan folteringen of aan onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen.’ En artikel 8: ‘Eenieder heeft recht op respect voor zijn priveleven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn correspondentie.’
Niet helpen waar dringend geholpen moet worden, getuigt van onvoldoende respect voor het hulpbehoevende individu. Maar in een tijd van forse bezuinigingen en een overheid die de deur voor vreemdelingen vergrendelde, is het geen wonder dat gemeenten hun uiterste best doen om de zorgplicht tegenover uitgeprocedeerde ‘ongedocumenteerden’ te ontduiken.
Het lijkt er verdacht veel op dat voor de GGD, het bolwerk van gerechtigheid dat zich al meer dan honderd jaar bekommert om de nationale volksgezondheid, het fysieke en psychische welzijn van wettig geregistreerde onderdanen zwaarder laat wegen dan dat van dakloze, uitgeprocedeerde asielzoekers.
Op 14 januari 1998 kwam Tony (42) aan in Nederland, die datum kent hij uit zijn hoofd. Hij hoopte hier op een beter leven dan hij had in zijn thuisland Iran, waar zijn leven een naargeestige wending had genomen nadat zijn echtgenote was omgekomen bij een auto-ongeluk. Tony bekeerde zich tot het christendom, met als gevolg dat hij keer op keer in de gevangenis belandde, waar hij werd gemarteld, geslagen en geschopt. Tijdens de oorlog tegen Irak explodeerde een bom op drie meter afstand; hij hield er een vingerlang litteken op zijn voorhoofd aan over. Opnieuw werd hij opgepakt en dusdanig gemarteld dat hij drie maanden in coma lag.
Tony ontvluchtte het onveilige Iran, maar in Nederland kwam hij niet in aanmerking voor de asielstatus waar hij om gevraagd had. Hij belandde in milieus die hij had moeten mijden. Hij zat gevangenisstraffen uit en werd in 2004 tot ongewenst vreemdeling verklaard. Maar hij slaagde erin, zegt hij, om zichzelf aan zijn haren uit het moeras omhoog te trekken. ‘Met de hulp van God.’ De voormalige drugsgebruiker werd drugsbestrijder.
Vanaf 2005 liep hij zich als vrijwilliger het vuur uit de sloffen bij de Amsterdamse stichting De Rots, waar hij daklozen begeleidde en ook zelf woonde. In 2011 ging De Rots ter ziele en Tony viel terug op een ongewis bestaan in de asfaltjungle. (…) Hoe het verder moet, zou hij werkelijk niet weten.
Toen hij op last van de rechter door een GGD psychiater zou worden gediagnostiseerd, smeekte Aghai of dit gesprek in zijn moedertaal kon plaatsvinden omdat hij het Nederlands onvoldoende machtig is. Toch kwam hij tegenover een Nederlandse zenuwarts te zitten, er was geen tolk bij. Conclusie van het rapport: ‘In onze optiek zien wij geen noodzaak voor acute behandeling van betrokkene, noch wat betreft psychiatrische problematiek, noch wat betreft lichamelijke problematiek.’
(Tekst: Rudie Kagie)